Omgaan met verlegenheid
Vroeger was ik enorm verlegen, ik praatte nauwelijks maar lachte altijd. Ik vond het vooral ontzettend eng om tegen vreemden te praten. Ik was altijd bang om iets verkeerds te zeggen. Ik dacht na bij ieder woord. Ik begon te zweten als ik de beurt kreeg in de klas.