Al zo lang ik het me kan herinneren heb ik last van sociale angst. Ik ben altijd bang geweest in sociale situaties. Bang om iets stoms te zeggen. Bang om überhaupt iets te zeggen. Bang om fouten te maken, om af te gaan of iets verkeerd te doen. Bang voor wat de ander van me zou vinden.
Ik was ook bang voor de blik van de ander. Ogen die vol verwachting op mij gericht waren - het benauwd me nog steeds. Nog steeds ben ik in bepaalde situaties bang om een ‘verkeerd’ antwoord te geven. Bang dat mensen me uit zullen lachen. Ik ben telkens bang om door de mand te vallen. Bang om keihard af te gaan.
Tegenwoordig durf ik mezelf veel meer te uiten dan vroeger, maar nog steeds raak ik soms verstrikt in een blokkade. Dan ben ik bijvoorbeeld bang dat iemand anders niet op mij zit te wachten. Dan ga ik contact uit de weg omdat ik het simpelweg veel te eng vind.
Als er meerdere ogen op mij gericht zijn voel ik me vaak onveilig. Wanneer ik echter een persentatie of gastles moet geven heb ik vrijwel geen last van sociale angst: dan weet ik wat ik aan het doen ben. Als ik echter in een situatie terecht kom waarin ik geen idee heb wat ik moet doen of het gevoel heb dat ik het niet kan, dan raak ik in paniek.
Geregeld word ik nog boos op mezelf. Boos omdat het me niet lukt. Omdat ik word geconfronteerd met sociale angst. Het lukt me dan niet om datgene te doen wat ik zo graag zou willen doen; vaak gaat het dan simpelweg over het contact maken met een ander. Het aangaan van een gesprek. De juiste vragen stellen. Zeggen wat ik denk.
Soms lijkt het anderen zo gemakkelijk af te gaan: het voeren van een gesprek. Netwerken. Opgaan in een ruimte vol met mensen. Ik ben er niet zo goed in. Ik raak verdwaald in mijn eigen hoofd, verdwaald door de hoeveelheid aan mensen. De hoeveelheid aan blikken. De hoeveelheid aan mogelijkheden om af te gaan.
Af en toe lukt het me om door de angst heen te breken. Als ik eenmaal in gesprek met iemand ben merk ik vaak dat het best wel meevalt. De weg er naar toe kan echter als een hel voelen.
Op de een of andere manier lukt het mij altijd beter om één op één een gesprek met iemand te voeren. In een ruimte met heel veel mensen, zijn er ook vaak heel veel meningen. Dat maakt me soms bang. Ook al maakt het me steeds minder uit wat mensen van me denken en durf ik me best wel bloot te geven, toch ben ik nog steeds bang dat mensen denken dat ik dom ben. Dat ik stomme dingen zeg. Dat wat iemand anders zegt ‘beter’ is dan wat ik zeg.
Ik leer echter ook steeds meer om vertrouwen te hebben in mezelf. Om mijn mening te kunnen uiten, wetende dat iemand anders er misschien anders in kan staan. Wetende dat iemand anders datgene wat ik zeg misschien ontzettend stom vind. Ik vind mezelf lang niet meer zo stom als dat ik mezelf ooit vond. Het helpt ook dat ik mezelf steeds meer toesta om fouten te mogen maken en om op mijn bek te mogen gaan. Ik denk dat de mooiste dingen vaak gebeuren wanneer we risico’s nemen: wanneer we juist ontzettend bang zijn dat het niet goed zal gaan, dat we afgaan of wat dan ook. Dat zijn juist de momenten waarop we kunnen groeien. Dus ook al faal je, dan heb je er nog altijd veel meer aan gehad dan dat je hetgeen wat je zo ontzettend eng vond uit de weg bent gegaan…