Ik wil het liefst alles kunnen. Oké, misschien niet alles. Maar er is heel veel waar ik heel graag de beste in zou willen zijn. Ik wil heel graag uitblinken in de dingen die ik doe. Zo herinner ik me nog heel goed dat ik vroeger op ballet zat en stikjaloers was op de meiden die beter dan mij waren. Ik zong in een koortje en wilde ontzettend graag solo zingen. Ik durfde niet, was absoluut niet goed genoeg, maar wat verlangde ik er naar om daar te staan…
Ook heb ik een tijdje gitaar gespeeld. Ik zat op gitaarles en schaamde me zelfs tijdens mijn les om fouten te maken. Als mijn ouders me eens vroegen om iets te spelen, wilde ik dat niet: ik was bang om af te gaan. Bang om keihard te falen. Bang dat ik niet goed genoeg was. Ik weet nog goed dat mijn vader een keertje tijdens een verjaardag aan me vroeg of ik een stukje op mijn gitaar wilde spelen; mijn buren zaten er toen bij - mijn buren die ontzettend muzikaal zijn. No way dat ik een stukje wilde spelen. Ik voelde me een ontzettende mislukking. Er was altijd een stem in mijn hoofd die me vertelde dat datgene wat ik deed niet goed genoeg was. Ook baalde ik ontzettend als ik merkte dat het lang duurde om een nummer te leren. Waarom duurde dat zo lang? Waarom kon ik dat niet gewoon?
Mijn eigen onvermogen vond ik ontzettend irritant. Ik wilde hier goed in zijn. Dat zoiets tijd nodig had en dat het een leerproces was, begreep ik verstandelijk wel maar gevoelsmatig absoluut niet.
Ik stopte uiteindelijk dan ook met gitaar spelen. Mijn kritische stem ontnam me van al het plezier dat ik er ooit in had.
Zo ging het ook met fotografie. Dat was iets wat ik ontzettend graag deed, het werd echter steeds minder leuk: want ik ging steeds meer van mezelf verlangen. Ik wilde beter zijn. Het ontzettend goed kunnen. Hele mooie foto’s maken. Er waren echter nauwelijks foto’s die ik maakte die ik écht mooi genoeg vond. Zeker als ik ze begon te vergelijken met foto’s van anderen. Die waren altijd vele malen mooier. Hoe deden zij dat toch? En waarom kon ik dat niet?
Hoewel ik uiteindelijk toegelaten werd tot de fotovakschool, gaf mij dat nog steeds niet het gevoel dat ik ‘goed genoeg’ was. De kritische stem verdween niet.
Op de middelbare school zat dit patroon er al in. Ik herinner me een periode waarin ik geen zin meer had om aandacht te besteden aan school, met lagere cijfers tot gevolg. Dat was mijn wake-up call: ik moest mijn best doen om niet te blijven zitten, en zette alles op alles om mijn cijfers op te krikken. Ineens haalde ik negens voor mijn examens, zelfs voor wiskunde, waar ik voorheen geen zak aan vond. Toen besefte ik al dat als ik écht iets wil, ik er volledig voor kan gaan, me er totaal in vastbijt en niet loslaat tot ik mijn doel heb bereikt.
Dat is uiteindelijk ook een van mijn kwaliteiten geworden, en dat zag ik bijvoorbeeld terug in mijn vorige studie. Ook daar beet ik me vast en slaagde ik uiteindelijk cum laude. Dat is iets wat ik niet vaak benoem, maar waar ik stiekem toch wel trots op ben. Die gedrevenheid brengt me dus zeker goede dingen, maar er is ook een keerzijde: tijdens mijn studie was ik nauwelijks ooit echt tevreden met wat ik inleverde, en toen ik een keer een cijfer lager dan een acht haalde, voelde dat als een afgang.
Dat patroon en die enorm kritische stem is dus nog regelmatig aanwezig. Gelukkig herken ik het nu beter en kan ik er kritisch op reflecteren.
Bij mijn huidige opleiding gebeurde het opnieuw. Ik moest met een klasgenoot een oefensessie doen en voelde me ontzettend gespannen. Ik belandde weer in dat oude patroon, mijn oude pijn: ik voelde me niet goed genoeg. En ik wil dit juist zó graag goed kunnen! Als ik dan zie dat andere klasgenoten het, in mijn ogen, veel beter doen, komt die stem weer op: Waarom kan ik dat niet? Die stem boort me steeds verder de grond in, tot ik het liefst keihard weg zou willen rennen. Dan voel ik me weer dat kleine meisje dat zich wil verstoppen. Op zo’n moment ben ik me heel bewust van het oude verhaal waarin ik vastzit, maar eruit stappen is dan nog steeds ontzettend lastig.
Door die gedachten en emoties echter uit te spreken en ze te doorvoelen in plaats van ze weg te stoppen, gebeurt er iets. Er ontstaat ruimte en begrip, waardoor ik mezelf wat zachter kan benaderen. Op het moment dat ik deze oefensessie moest doen, voelde ik zó veel spanning dat ik dacht dat het me die dag niet meer zou lukken. Door mijn gevoelens de ruimte te geven en even afstand te nemen, lukte het me om weer in het moment te komen. Terug in mijn kracht. Ik besefte dat ik mag leren, dat ik fouten mag maken, en dat juist hierdoor echte groei mogelijk is. Dat deze momenten essentieel zijn om te ontwikkelen en dat het hele leerproces minder waardevol zou zijn als ik het allemaal al zou kunnen.