Soms ben ik nog steeds bang. Bang om uit te spreken wat ik echt verlang. Bang dat de ander mij zal afwijzen. Bang om te veel ruimte in te nemen.
Als ik ineens heel lang aan het woord ben en me besef dat ik veel te lang over mezelf heb gepraat. Dat mag blijkbaar niet. Want ergens in mij leeft nog steeds de overtuiging dat ik er vooral voor de onder moet zijn. Dat ik ondergeschikt ben aan de ander.
Ik weet zeker dat ik hierin niet alleen ben. Dat heel veel mensen hier tegenaan lopen. Dat je hoe dan ook bang bent om jezelf helemaal te laten zien. Om helemaal jou te zijn. Alle ruimte in te nemen die je nodig hebt. Zonder bang te zijn dat de ander daardoor geen ruimte meer krijgt. Niet constant bezig hoeven te zijn met de ander, maar vooral eens bezig mogen zijn met jezelf.
Ooit heb ik blijkbaar het gevoel gekregen dat ik vooral niet te veel ruimte in mag nemen. Dat mijn behoeftes er eigenlijk niet toe doen. En daar ben ik naar gaan leven. Ik werd de persoon die anderen van mij verlangden dat ik moest zijn en raakte daardoor verwijderd van wie ik werkelijk ben. Dat is mede waardoor ik psychische problemen kreeg: mijn lijf en hoofd probeerde op die manier aan te geven dat ik niet meer op het juiste pad zat. Ik werd letterlijk stilgezet. Waarschijnlijk had ik op geen enkele andere manier tot het inzicht kunnen komen dat ik van mezelf verwijderd was geraakt, ik had dit nodig: ik had dit nodig om mezelf terug te vinden. Om mijn ruimte terug te claimen.
Het heeft lang geduurd om los te laten wie ik was geworden, maar eigenlijk niet ben. Langzaam alles af te breken en weer opnieuw op te bouwen. Een verwarrende en uiterst pijnlijke weg. Er bleek nauwelijks nog iets over te blijven van diegene die ik dacht dat ik was.
Toch was het ook heel waardevol. Mijn eigen keuzes te leren maken. Leren in contact te komen met wie ik wilde zijn. Mijn plek durven in te nemen. Waardevol. Maar doodeng.
Ik had nooit geleerd om zelf te kiezen. Om op mijn bek te mogen gaan. Om te mogen onderzoeken. Ik had nooit ruimte gevoeld. Nooit gekregen. Maar mocht mezelf die steeds meer gaan gunnen.
Mijn plek innemen zonder bang te zijn voor het oordeel van de ander. Of misschien: bang mogen zijn, maar het tóch doen. Confrontaties met mijn angsten aangaan. Spreken over dingen waar ik nooit over dacht te mogen spreken. Mijn emoties laten zien. Keihard janken.
Het blijft eens strijd om te blijven staan. Ruimte in te nemen. Minutenlang te spreken over mijn eigen problemen zonder me zorgen te maken dat ik op dat moment geen aandacht geef aan de ander. Te mogen voelen dat ik iets niet wil, terwijl er iets van mij verwacht wordt. Durven spreken over de dingen waar ik het niet mee eens ben. Een ander standpunt in te nemen of mijn mening te mogen geven. Dingen anders te doen dan anderen.
Het lukt me steeds beter en tegelijkertijd word ik me steeds bewuster van het feit dat ik nog steeds af en toe doodsbang ben. Dat ik liever geen ruimte inneem. Mezelf het liefst weer klein wil maken, wil laten verdwijnen. Datgene doen waar ik ooit zo goed in was: mijn eigen behoeftes ontkennen. Steeds beter kan ik, juist op die momenten, tevoorschijn komen. Mezelf zichtbaar maken. Ruimte innemen...