Een eetstoornis gedijt op geheimhouding

Gepubliceerd op 19 februari 2024 om 06:30

Mijn eetstoornis en alle gedachtes daaromheen waren lange tijd een geheim. Ik durfde vroeger niet te spreken met iemand over mijn bizarre gedachtes. Dat wilde ik ook niet. Iets in mij vertelde me dat het beter zou zijn om dit allemaal voor mezelf te houden. Dit was mijn ding. Mijn geheim.

 

Dat ik nooit iets deelde van wat er allemaal omging in mijn hoofd, maakte het ontzettend vermoeiend om te doen alsof er niks aan de hand was. Het kostte me veel energie, maar omdat ik het gewend was, merkte ik dat niet eens meer. Ik stond constant onder spanning. Dat viel me pas op toen ik ooit bij een fysiotherapeut kwam, die mij vroeg om mijn schouders te ontspannen. Ik had geen idee meer hoe ik dat moest doen. 

 

Mijn leven bestond uit duizend geheimen. Dingen die ik niemand vertelde. Mijn schaamtevolle gedachtes bijvoorbeeld, maar ook alle regeltjes die ik mezelf oplegde. Ook mijn zelfhaat deelde ik nooit met iemand. Van buitenaf leek het alsof het best prima met me ging. 

 

Ik wist niet hoe ik er mee om moest gaan: al die gevoelens, emoties en al die zelfdestructieve gedachtes. Dat had ik nooit geleerd. Ik had niet geleerd om hierover te kunnen praten, dus kropte ik het op. 

 

Nog steeds vind ik het soms bizar als ik terugdenk aan hoe lang ik heb geleefd in een soort geheime wereld. Hoe de eetstoornis beetje bij beetje mijn leven overnam en ik het niet doorhad. Ik voelde alleen maar zelfhaat. Ik voelde dat ik mezelf wilde vernietigen. Ik wist, diep van binnen, dat het niet goed met me ging. Maar ik durfde het niet te uiten. Want wat had ik daar nou aan? Ik durfde dat simpelweg niet. Niemand zou het toch begrijpen, ik begreep het zelf immers niet eens.

 

Ook was ik me er bewust van dat ik rare patronen en angsten creëerde. Zo kreeg ik angst om in de spiegel te kijken. Die heb ik tijdenlang vermeden. Ook begon ik bepaalde voedingsmiddelen te vermijden en moest ik van mezelf een bepaald aantal minuten bewegen per dag. Ik schaamde me voor die rare regels. Niemand mocht het weten, want het voelde belachelijk. Dat zorgde ervoor dat ik jarenlang mijn mond hield. 

 

Pas toen ik in therapie moest voor mijn eetstoornis, kon ik gaan praten. Ook toen had ik nog allerlei geheimen. Het was ontzettend moeilijk om over mijn gevoelens te praten, ik kon destijds helemaal niet meer voelen. Ik was totaal afgevlakt. Niks kwam meer binnen. Dat maakte ook dat ik zelfs tegen mijn therapeut kon liegen en haar ook niet meenam in mijn geheime wereld. Dat was veel te schaamtevol. Veel te eng. 

 

Toch bouwde ik met mijn therapeut een goede band op, wat ervoor zorgde dat ik met haar dingen begon te delen die ik nooit eerder met iemand deelde. Ik begon haar toe te laten in de wereld in mijn hoofd, wat ik ontzettend eng vond. Ik was bang voor haar oordeel en bang dat ze me raar zou vinden. Wonderbaarlijk genoeg vond ze het helemaal niet raar. Ze wist zelfs af en toe door mijn smoesjes en geheimen heen te prikken: haar kon ik niet om de tuin leiden. Ook veroordeelde ze mijn schaamtevolle gedachtes niet. Bij haar kon ik gaan ervaren dat wat ik vertelde veilig was, dat ik mijn emoties mocht tonen en dat ze me niet de grond in zou stampen als ik iets geks zou zeggen. Ze bleef altijd weer lief en aanwezig, waardoor mijn geheimen niet langer alleen maar mijn geheimen waren. Het waren onze geheimen. Zij begreep me.

 

Dat begrip en het gevoel dat alles er mocht zijn zonder dat ik daarop werd afgerekend, zorgde ervoor dat ik bij haar geen geheimen meer had. Daardoor kreeg mijn eetstoornis ineens minder ruimte. Minder macht. De strijd voerde ik namelijk niet langer alleen…